In de scheikunde praat men altijd over atomen. Maar waar komen die atomen eigenlijk vandaan? Hoe zijn ze ontstaan? Kerncentrales worden als de gewoonste zaak van de wereld beschouwd. Men doet er iets met “atomen”.
100 jaar geleden wist men nog niet eens dat atomen bestonden, al hadden sommigen wel een vermoeden dat er van die kleine deeltjes moesten zijn.
Het bestaan van atomen was in de 19e eeuw nog niet bewezen.
Wel probeerden de eerste alchemisten gewone metalen te veranderen in goud, terwijl ze nog geen enkel idee hadden omtrent de bouw van een atoom.
Toch had de engelse chemicus Dalton reeds een idee over de opbouw van de materie. Hij ging wel uit van een soort “allerkleinste deeltjes”.
Dit was overigens reeds in de griekse oudheid een idee waarover veel werd gefilosofeerd.
Het idee van Dalton staan nu bekend als het massieve bolletjesmodel. Hiermee kunnen we nog steeds veel stofeigenschappen verklaren.
Toch waren veel tijdgenoten van Dalton het niet met hem eens. Eén bekende wetenschapper echter wel. “Berzelius”
Begin 20e eeuw waren de meetmethoden wat verbeterd en rond 1920 werd het bestaan van atomen eindelijk bewezen.
Thomson had reeds veel eerder het “elektron” ontdekt en pas veel later was het Rutherford die de atoomstructuur kon ophelderen.
Hiernaast zie je de originele aankondiging van Thomson waarin hij de ontdekking van het elektron meedeelt.
De eerste ontdekkingen